De geschiedenis van elektrische auto's kan worden onderverdeeld in zes periodes:
- 1830-1880: De eerste pioniers van elektrische mobiliteit
- 1880-1914: De overgang naar gemotoriseerd vervoer
- 1914-1970: De opkomst van de verbrandingsmotor
- 1970-2003: De terugkeer van elektrische voertuigen
- 2003-2020: De elektrische revolutie
- 2021-heden: Het omslagpunt en vervolg
De eerste elektrische voertuigen (EV's) dateren van vóór de benzineauto, met experimentele prototypes in Hongarije, Nederland en het VK rond 1830. De eerste praktische EV wordt vaak beschouwd als het voertuig van de Amerikaanse uitvinder William Morrison van rond 1890.
Moderne EV's ontstonden aan het eind van de 20e eeuw als reactie op de oliecrisis van 1973 en de groeiende bezorgdheid over het klimaat. Beginnend met de Toyota Prius in 1997, markeerden de jaren vanaf 2000 de heropleving en ontwikkeling van hybride voertuigen. Deze periode leidde ook tot de lancering van de eerste EV voor het grote publiek in 2010 met de Nissan Leaf.
Sindsdien heeft de markt voor elektrische auto's een explosieve groei doorgemaakt met een verkoop van meer dan 10 miljoen EV’s in 2022. Elektrische auto's vertegenwoordigen nu één op de zeven verkochte voertuigen wereldwijd. Nu we allemaal proberen over te stappen op een duurzame toekomst en overheden de verkoop van auto’s met een verbrandingsmotor verbieden, ziet de toekomst er voor elektrische mobiliteit rooskleurig uit.
Hoewel EV's pas sinds kort de strijd met de verbrandingsmotor aangaan om de toekomst van mobiliteit, bestaan EV's al meer dan een eeuw. De lange geschiedenis van de elektrische auto is er één van vele wendingen.
Veel mensen weten niet dat er aan het begin van de 20e eeuw meer elektrische auto’s op de weg waren dan voertuigen met een benzinemotor. Dit kwam echter op losse schroeven te staan toen Ford een assemblagelijn met lopende band introduceerde, wat personenauto's toegankelijker maakte. Ford, gesterkt door de wetenschap dat benzine op grotere schaal beschikbaar was dan elektriciteit, bouwde een transportsysteem op basis van benzine dat meer dan honderd jaar zou meegaan.
Hoewel er in de tussenliggende decennia blijvend aan elektrische mobiliteit werd gesleuteld, duurde het tot het begin van de 21e eeuw voordat EV’s het levenslicht weer zagen. We zijn nu 20 jaar verder en de elektrische auto is sterker dan ooit teruggekeerd.
De geschiedenis van EV’s is een interessant verhaal vol wendingen die de aanleiding gaven tot de opkomst van deze technologie. Dit blog geeft een overzicht van de geschiedenis van EV’s, de huidige staat van elektrische mobiliteit en een blik op de toekomst van de EV-revolutie.
De geschiedenis van elektrische auto's kan worden opgedeeld in vijf verschillende periodes: de vroege pioniers van elektrische mobiliteit (1830-1880), de overgang naar gemotoriseerd vervoer (1880-1914), de opkomst van de verbrandingsmotor (1914-1970), de terugkeer van elektrische voertuigen (1970-2003), de elektrische revolutie (2003-2020) en het omslagpunt (2021 en verder).
In het begin van de 19e eeuw, leidde aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een reeks technologische doorbraken van accu’s en motoren tot de eerste elektrische voertuigen door ingenieurs en autopioniers.
Al in de jaren dertig van de negentiende eeuw richtten uitvinders in Hongarije, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de VS zich op het combineren van deze technologische vooruitgang om een aangedreven motorvoertuig te ontwikkelen. Hoewel sommigen dit ter discussie stellen, zeggen velen dat de eerste kleinschalige elektrische auto's tussen 1828-1832 werden ontwikkeld.
Afhankelijk van hoe je het bekijkt, kan het antwoord Robert Anderson, Anyos Jedlik, Sibrandus Stratingh, Thomas Davenport, Gaston Plante of William Morrison zijn. Laten we kijken hoe dat zit.
Er wordt gezegd dat het eerste elektrische voertuig in 1835 op een beurs werd getoond door de Britse uitvinder Robert Anderson. Dit voertuig gebruikte een wegwerp-accu die werd aangedreven door ruwe olie om de wielen te laten draaien.
Anderson was niet de enige die elektrische mobiliteit nastreefde. Rond dezelfde periode vonden de Hongaarse wetenschappers Ányos Jedlik en de Nederlandse professor Sibrandus Stratingh namelijk ook elektrische voertuigmodellen uit. En aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zou Thomas Davenport, een Amerikaanse smid die uitvinder werd, ook de integrale onderdelen van de elektrische motor hebben uitgevonden die de eerste elektrische auto opleverde.
Het waren echter allemaal prototypes van geëlektrificeerde wagentjes met “topsnelheden” van 12 km/u, een omslachtige besturing en een lage actieradius. Vervolgens vond in de jaren rond 1860 de Franse natuurkundige Gaston Plante de eerste oplaadbare loodzuuraccu uit: een enorme doorbraak voor elektrische mobiliteit. Het duurde echter tot het einde van de jaren 1880 voordat deze uitvindingen – accu’s en elektromotoren – werden samengevoegd. Dit kwam voor rekening van William Morrison, een pionier op het gebied van elektrische mobiliteit. Hiermee zag de eerste "praktische" EV het levenslicht.
In de VS werd de eerste "praktische" elektrische auto dus door William Morrison gebouwd. Morrisons voertuig was een traditionele door paarden getrokken Surrey koets – populair in het Amerika van de 19e eeuw – die werd omgebouwd om er een accu in te plaatsen. Deze elektrische koets kon maximaal 12 personen vervoeren en had een maximumsnelheid van 32 km/u.
Rond de eeuwwisseling van de 20e eeuw begonnen veel mensen hun paarden en karren te verruilen voor gemotoriseerde voertuigen. Als gevolg daarvan groeide de populariteit van de auto snel. De strijd om de toekomst van mobiliteit was begonnen. De strijd die ging tussen stoom, benzine en elektriciteit.
Op dat moment was er op de Amerikaanse wegen een redelijk gelijke verdeling tussen deze drie: ongeveer 40 procent van de voertuigen werd aangedreven door stoom, 38 procent door elektriciteit en slechts 22 procent door benzine.
Stoomvoertuigen werden steeds populairder sinds de jaren vanaf 1870 en hadden rond de eeuwwisseling een kleine meerderheid op de Amerikaanse markt. Toch kregen ze te maken met grote tegenslagen die uiteindelijk tot hun ondergang leidden. Stoomvoertuigen hadden opstarttijden tot 45 minuten nodig en moesten voortdurend worden bijgevuld met water, wat hun actieradius beperkte. Hoewel stoom betrouwbaar was bij de aansturing van fabrieken en treinen, bleek het uiteindelijk niet praktisch voor persoonlijke voertuigen.
Rond dezelfde tijd dat William Morrison aan zijn elektrisch aangedreven koets werkte, ontwikkelden in Duitsland Gottlieb Daimler en Carl Benz in 1886 tegelijkertijd 's werelds eerste auto met een verbrandingsmotor. Bij benzineauto’s moest de bestuurder echter schakelen en het voertuig starten met een zware handslinger. Ze waren ook veel luidruchtiger dan hun stoom- of elektrische concurrenten en stootten vervuilende stoffen uit via hun uitlaten.
In vergelijking met de twee andere voertuigtypes op de markt, bleken elektrische auto’s een concurrerende optie te zijn. Ze stootten geen onaangename vuile stoffen uit, hoefden niet te schakelen en kenden geen lange opstarttijden. Dit betekende dat ze veel stiller en gemakkelijker te besturen waren.
Als gevolg hiervan werden elektrische auto's snel populair bij stadsbewoners, waar elektriciteit direct beschikbaar was. Naarmate meer mensen toegang kregen tot elektriciteit, werden ze steeds populairder.
Deze uitvinding trok de aandacht van veel pioniers van die tijd: Porsche ontwikkelde de eerste hybride auto ter wereld, terwijl Thomas Edison zelfs samenwerkte met vriend en voormalig werknemer Henry Ford om een betaalbare EV te bouwen.
Dit momentum zou echter langzaamaan een einde komen, door de oprichting van de kostenefficiënte lopende band van Ford en de bredere beschikbaarheid van benzine.
Elektrische voertuigen deden een stap terug, toen de in massa geproduceerde auto met interne verbrandingsmotor werd geïntroduceerd. Samen met Fords’ Model T werden auto's op benzine op grote schaal verkrijgbaar en betaalbaar.
En na de ontdekking van olie in Texas werd benzine voor velen goedkoop en makkelijk verkrijgbaar, terwijl elektriciteit alleen in de steden beschikbaar bleef. In de daaropvolgende dertig jaar kenden elektrische voertuigen weinig vooruitgang en tegen het midden van de jaren dertig waren ze vrijwel volledig van de markt verdwenen.
Benzine was goedkoop en was er in overvloed. Samen met de voortdurende verbeteringen aan de verbrandingsmotor, zorgde dit voor minder vraag naar voertuigen op alternatieve brandstof en versterkte het de dominantie van benzinevoertuigen. Als gevolg daarvan bleef de elektrische auto ruim een halve eeuw inactief.
We maken een flinke sprong vooruit naar de jaren zeventig. De olieprijzen en het tekort aan benzine bereikten een nieuw hoogtepunt door o.a. het Arabische olie-embargo van 1973 en de interesse groeide om de afhankelijkheid van olie te verminderen.
Autofabrikanten, die deze sociale verschuiving voelden, begonnen opties te onderzoeken voor voertuigen die op alternatieve brandstof konden rijden, waaronder elektrische auto's. General Motors ontwikkelde bijvoorbeeld een prototype voor een elektrische stadsauto, en zelfs NASA droeg bij aan de opmars mee toen hun elektrische Lunar Rover het eerste bemande voertuig op de maan werd. Elektrische voertuigen hadden echter nog steeds te kampen met een aantal nadelen in vergelijking met benzineauto's, waaronder een beperkte actieradius en lage topsnelheden. Hierdoor waren ze moeilijk te verkopen aan consumenten.
Toch weerhield het gebrek aan publieke belangstelling wetenschappers en ingenieurs er niet van om het te proberen. In de daaropvolgende twintig jaar hebben autofabrikanten populaire modellen aangepast om elektrische varianten te maken. Dit deden ze in de hoop dat ze de accu’s konden verbeteren en de actieradius en snelheid dichter bij die van benzinevoertuigen konden brengen.
Een van de belangrijkste keerpunten was de introductie van de Toyota Prius. De Prius, die in 1997 in Japan werd uitgebracht, werd 's werelds eerste in serie geproduceerde hybride elektrische auto. In 2000 werd de Prius wereldwijd uitgebracht en werd meteen een succes. Sindsdien hebben de stijgende benzineprijzen en de groeiende bezorgdheid over CO2-uitstoot ertoe bijgedragen dat de Prius wereldwijd de bestverkochte hybride is.
Het echte keerpunt voor elektrische auto's met een accu kwam echter in 2003, toen twee ondernemers met de namen Martin Eberhard en Marc Tarpenning een kans zagen.
Nadat ze de capaciteit van lithium-ionaccu’s in hun vorige onderneming zagen toenemen, richtten Eberhard en Marc in 2003 Tesla Motors op. Drie jaar later, in 2006, kondigde de startup uit Silicon Valley aan dat het een luxe elektrische sportauto zou gaan produceren die op één acculading meer dan 320 km zou kunnen rijden.
Het succes van Tesla dat daarop volgde, stimuleerde veel grote autofabrikanten om sneller aan hun eigen elektrische auto’s te werken. Nissan verhoogde de concurrentie met de lancering van de Nissan LEAF in 2010. Deze volledig elektrische auto zonder uitstoot zou een van 's werelds bestverkochte EV's aller tijden worden.
Tegelijkertijd kwamen er nieuwe accutechnologieën op de markt. Hierdoor werd de actieradius werd groter en de kosten voor EV-accu’s lager. Om een beeld te geven: de prijs van lithium-ion accu’s is sinds 1991 met ruim 97% gedaald. (Dit ondanks een lichte stijging van de accuprijzen in 2022. Dit was een gevolg van de inflatiedruk en de stijgende grondstofkosten.) De daling heeft eraan bijgedragen om de kosten van elektrische auto’s over het algemeen te verlagen, waardoor ze betaalbaarder zijn geworden voor consumenten.
In de jaren dat bijna elke autofabrikant op de massamarkt de elektrische weg is ingeslagen, hebben diverse automerken toegezegd helemaal te stoppen met het bouwen van auto's met verbrandingsmotoren.
De groei van elektrische personenauto’s is enorm geweest. Hoe je het ook bekijkt, van het aantal autoverkopen tot en met het aantal nieuwe elektrische automerken; je kunt er niet omheen dat elektrische mobiliteit een belangrijke rol in de toekomst zal spelen. Deze drie feiten laten die trend perfect zien:
Deze groei beperkt zich niet alleen tot enkele landen. Over de hele wereld is er sprake van een continue groei van de EV-verkoop in alle belangrijke markten, maar nergens is deze versnelling sneller geweest dan in Europa. Hoewel China qua aantallen nog steeds de grootste EV-voorraden heeft, zijn veel Europese landen verantwoordelijk voor de verkoop ervan. De Europese landen vertegenwoordigen namelijk de topmarkten als het gaat om de verkoop van elektrische auto’s. In Nederland werden er zelfs meer nieuwe elektrische auto’s verkocht (51%) dan niet-elektrische auto’s.
Op de eerste plaats staat Noorwegen, dat al bijna volledig is gestopt met de verkoop van brandstofvoertuigen. Noorwegen heeft de titel voor de hoogste EV-penetratie; bijna 80 procent van alle nieuwe auto’s die in het land worden verkocht, is volledig elektrisch. Verwacht wordt dat het Scandinavische land al in 2025 de mijlpaal van 100 procent verkoop van elektrische auto’s zal bereiken. Het zal hiermee het eerste land ter wereld zijn die dat doet.
Noorwegen is misschien wel de eerste, maar ze zijn niet de enige: tegen 2035 wordt verwacht dat alle grootste automarkten elektrisch zullen zijn. Deze snelle groei van de elektrische mobiliteit betekent volgens McKinsey & Company dat we in de tweede helft van 2020 al het omslagpunt hebben bereikt. Of het is het punt waarboven grote ontwikkelingen plaatsvinden als het gaat om de adoptie van elektrische auto’s.
En deze groei lijkt niet snel te stoppen. Terwijl overheden, bedrijven en automobilisten naar een duurzame toekomst kijken, wenden velen zich tot elektrisch vervoer als een integrale stap richting een koolstofarme economie.
De toekomst van elektrische auto’s
Zoals je zou verwachten als leider in het opladen van EV’s, zijn we behoorlijk optimistisch over elektrische mobiliteit.
Hoewel de sprong van één naar tien miljoen elektrische auto’s op de weg er misschien snel is gekomen, zal de volgende stap veel groter zijn. Het Internationaal Energie-agentschap (IEA) voorspelt dat de totale vloot EV’s (exclusief twee-/driewielers) zal groeien van bijna 30 miljoen in 2022 naar ongeveer 240 miljoen in 2030. Hiermee bereikt het een gemiddeld jaarlijks groeipercentage van ongeveer 30%.
Wat dit aantal nog indrukwekkender maakt, is dat het een voorzichtige schatting van het IEA is. Dit scenario, onderdeel van hun baanbrekende rapport over de wereldwijde introductie van elektrische mobiliteit, weerspiegelt namelijk alleen het bestaande beleid, de beleidsambities en de doelstellingen die in wetgeving zijn vastgelegd of aangekondigd door regeringen wereldwijd.
In het Announced Pledged Scenario (APS), een scenario gebaseerd op aangekondigde overheidsdoelen en toezeggingen die verder gaan dan het bestaande beleid, wordt verwacht dat de mondiale EV-vloot in 2030 bijna 250 miljoen exemplaren zal tellen. Dat is ongeveer 5% meer.
Bovendien blijven veel overheden en bedrijven jaar na jaar hun beloftes op het gebied van duurzaam transport waarmaken. De Europese Unie heeft aangekondigd dat alle nieuwe auto’s die vanaf 2035 worden verkocht, uitstootvrij moeten zijn.
Veel andere landen in de wereld, waaronder Canada, Groot-Brittannië, Japan en meerdere staten in de VS en EU-lidstaten hebben stappen ondernomen om de verkoop van brandstofauto’s te beperken of helemaal te verbieden.
In lijn hiermee hebben veel autofabrikanten hun voornemen kenbaar gemaakt om de verkoop van auto’s met een verbrandingsmotor op bepaalde locaties stop te zetten en elektrisch te gaan rijden. GM is bijvoorbeeld van plan om tegen 2035 te stoppen met het maken van personenauto's, bestelwagens en SUV's op benzine. Cadillac, Honda, Jaguar Land Rover, Mercedes, Mini, Volvo en Volkswagen hebben allemaal soortgelijke toezeggingen gedaan.
Hoewel we misschien niet precies weten wat de toekomst in petto heeft, wijzen deze trends, samen met de steeds groeiende EV-laadinfrastructuur en de sterke vraag naar EV’s, op een mooie toekomst voor elektrische mobiliteit.